Bekleedt het
Lidwinagesticht in gewone tijden reeds 'n voorname plaats; in de oorlogsmaanden
September en October 1944 was het 'n centraal punt en 'n toevluchtsoord voor
velen, zelfs voor buitenlanders en daarom releveeren wij in dit boekje gaarne
enkele gedeelten uit het dagboek der Eerwaarde Zusters, die in hun Moederhuis
en in "Lidwina" zoo enorm veel voor onze gemeente deden.
18 Sept. Vroeg in den namiddag bood de lucht ons hetzelfde schouwspel. Vliegmachines
bij honderden, waarvan de meeste aan een stevigen kabel ook nog een
zweeftoestel meevoerden, die naar we later van inzittenden vernamen, elk nog 5
à 6 piloten bevatten. En …. bovendien een opvouwbare
kleine auto, waarmee heel wat Amerikanen uit de
"gliders" (zoo worden de zweefvliegtuigen genoemd) zich bij een
eventueelen val bliksemsnel uit de voeten maken, voordat grijpgrage Duitsche
handen op het tooneel verschijnen om hen in te rekenen. Zeven Amerikanen waren
echter niet zoo gelukkig, dat ze dit kunststuk konden volbrengen. Een werd al
in den namiddag als doode hier binnengebracht, tegelijk met een Duitscher, die
als eerste slachtoffer op straat was gevallen. Broederlijk lag de robuste,
groote Canadees naast den schrielen. kleinen Duitscher in onze lijkenkamer:
broederlijk werden ze ook in eenzelfde dubbel-lang graf op het Bosch wegsche
kerkhof te ruste gelegd. De volgende dag bracht men er nog twee bij. Tegen den
avond brachten 5 duitschers, geholpen door heeren en dames van de E.H.B.O. 6 gewonde
Amerikanen als "krijgsgevangenen" in ons ziekenhuis. Een er van had
beide beenen gebroken. 2 Duitschers bleven hier om de gevangenen te bewaken.
Van de drie, die heengingen,
sneuvelde er een de andere dag, de anderen kwamen terug en
verklaarden zich zoo gauw mogelijk aan de Amerikanen te willen overgeven,
tegelijk met de 2 bewakers welke nog hier waren. Trouwens met dat
"bewaken" liep het zoo'n vaart niet, want de verhouding tusschen de
"vijanden" was opmerkelijk vriendschappelijk. De Duitsche "bewakers"
werden ‘s anderdaags naar de vliering gebracht en opgeborgen in onze groote,
maar helaas leegstaande ….. spekkast.
22 Sept. Onze Eerwaarde Moeder had dien nacht gewaakt en woonde daarom in
de parochiekerk de H. Mis bij. Na afloop hiervan stonden twee ellendig
uitziende Duitschers op straat. De arme kerels hadden in vier dagen niet
gegeten, omdat ze ongemerkt opzettelijk van hun groep waren afgedwaald. Het
waren katholieke Oostenrijkers. Een er van had nog in Stalingrad gevochten. Als
overtuigende bewijsstukken toonde hij zijn bevroren ooren. Moeder bracht ze mee
naar hier en al gauw stond een stevig soldatenontbijt in de gastenkamer op
tafel. 't Werd met veel appetijt veroberd. Een warm bad volgde, waarna hun
totaal stuk-geloopen voeten verbonden werden. De arme drommels waren in vier
weken niet uit hun zware schoenen geweest. Ze verklaarden zich bij de eerste
gelegenheid aan de Amerikanen te willen overgeven. Wij wisten toen al, dat die
gelegenheid niet lang op zich zou laten wachten. Daarom werd in de badkamer met
matrassen en dekens een rustplaats bereid, waarop
ze hun wachttijd "nuttig" konden doorbrengen. Door middel van een
"ondergrondsche", die met het hoofdkwartier der Amerikanen in
relatie stond, hadden we nl. bericht ontvangen, dat in den namiddag van 22
September de Duitschers zich bij de Amerikanen zouden kunnen melden. Wat die
kerels blij waren!
Ze leefden immers
in een voortdurende angst voor ontdekking. wat hen zonder verwijl een
kogel-ter-afrekening van hun landgenooten zou bezorgd hebben. Zoo verscheen dan
rondom 4.00 uur een Amerikaansche auto, die tegenover de schoolspeelplaats
stopte. Zeven mannen sprongen er uit; een officier met zes soldaten. Hiervan
posteerde zich een ca. 10 M. voor de brug, een tweede op de brug, de derde rechts
van het groote bloemperk, de vierde links hiervan, terwijl de overige twee den
officier flankeerden, die de lui in ontvangst zou nemen.
Onder de hoede van een paar "illegalen" traden de Duitschers
uit onze hoofddeur naar buiten, waar ze dadelijk de handen omhoog staken. Op
een teeken van de officier lieten ze de handen zakken en gingen stram in de
houding staan. De officier las in het Engelsch iets voor, wat door een
"ondergronder" vertaald en door de Duitschers met stalen gezichten
werd aangehoord. Het waren blijkbaar eenige voorwaarden, waaraan de nieuwe
krijgsgevangenen zich te houden hadden.
Met een kort
knikje gaven ze hun woord en daarop riep de officier hen bij en naast zich. De
witte vlag, waarmee ze naar buiten waren gekomen, ging in Am. handen over en
geëscorteerd door de Amerikaansche soldaten, vertrokken de lui in een
kippenrijtje, de brug over naar de wachtende auto. Vroolijk sprongen ze er op
en met dankbaar handgezwaai naar St. Lidwina reden ze, wel niet naar de
vrijheid, maar toch naar de veiligheid, de witte vlag in top.
Juist op
tijd!.… want op….
23 Sept. kwamen troepen Duitschers, die wij al hoopten voor het laatst
gezien te hebben van alle kanten opzetten. Uit Boxtel, den Bosch, Vught,
terwijl de Amerikanen zich op Wijbosch en Eerde terugtrokken.
Om half acht dien avond zaten de zusters te soupeeren. Een
brutaallange druk op de schel aan de voordeur, op de stoep een paar stevige
Duitschers. Het arrogante bevel luidde:
"Binnen 10 minuten moesten 4 flinke kamers voor hen
disponibel zijn"…. Goede raad was
duur. Een korte beraadslaging en toen was 't "alle hens aan dek" om
uit te ruimen en weg te sleepen, wat maar verplaatsbaar was. Immers we wisten
al, dat al het overige door de Duitschers maar al te graag geannexeerd werd. De gastenkamer, spreekkamer no. 2, de
pensionkamer van Marinus Welvaarts en een van de twee vrouwtjeskamers waren
uitverkoren, om onze "beschermers" te herbergen. Toen we 's
Zondagsmorgens de keukengang passeerden, was er een groot plakkaat op de deur
gehecht, dat brutaalweg verkondigde: "Die Aufenthalt von der Küche ist NUR
für die Ordonnanse." We konden het ons voor gezegd houden. Gelukkig
was onze keukenzuster, Zr. Herrna, wel tegen hen opgewassen. Ze liet zich de
kaas niet van het brood eten. Bij iedere buitensporige eisch (en ze waren
heelemaal niet verlegen om daarmee voor den dag te komen) was het kortaf
"Nein" of: "dat hebben we niet." Een paar van de Duitschers
waren chirurgen en omdat de chirurg van ons ziekenhuis in den Bosch woont en
dus niet komen kon, hebben deze ons werkelijk goede diensten bewezen, door een
paar operaties van door granaten zwaar-gewonde burgers, die telkens en telkens
weer bij twee- en drietallen ons huis werden binnen gedragen. Ten laatste lagen
niet alleen alle kamers, maar zelfs alle gangen beneden en boven vol gewonden,
zoodat er enkel een smal paadje voor de voetgangers overbleef. Het ziekenhuis
had, behalve de gewone bevolking, weldra een surplus van 94 patiënten. Na een
der operaties vroegen de chirurgen het ziekenhuis te mogen zien. Dit werd
allervriendelijkst toegestaan, al dacht Zr. Henriëtto in het diepst van haar
hart: "O, onze Amerikanen, Sint Jozef zorg……!". Met breed gebaar
wees ze toen de twee gevaarlijke kamers als "kraamafdeeling" aan,
terwijl Zr. Jozefino en een dame-verpleegster den toestand dadelijk dóór
hadden en elk een baby beetpakten. Wegens het granaat- en glasgevaar waren de
babywiegjes nl. allen geposteerd in de verbreede gang rondom de groote lift.
Met zich om niets bekommerende verpleegstersgezichten brachten de twee de
babies in de "Kraamáfdeeling", waar de Amerikanen huisden, die toen
hun de situatie was uitgelegd, hun hilariteit onder de dekens uitbrulden.
Nadat de tien Duitschers hun vier kamers hadden betrokken,
werden nog twee kamertjes in het sousterrain gevorderd. ‘t Eene zou als
telefooncel moeten dienen, het andere voor…. gewonde Duitschers. Het
vleeschkamertje en de provisiekamer werden in Gods naam maar weer uitgeruimd.
Doch al gauw kregen we de échte bedoeling in de gaten. Als het artillerie-duel
telkens opnieuw losbrak, wat in die benauwde weken vaak om het heele of halve
uur het geval was, vluchtten de "dappere" Duitschers hals over kop
naar het sousterrain, om hun dierbare hachje te bergen.
De meeste
bewoners van St. Lidwina toonden heel wat meer moed. Bijna alle Zusters bleven
geregeld aan haar werk of gingen hoogstens voor enkele minuten schuilen in een
gewelfd gedeelte van onze sterke gangen, waarop al menige granaatsplinter was
afgesprongen. De meeste Zusters hadden haar bivak opgeslagen in het sousterrain,
voornamelijk in het waschhuis en omgeving, terwijl de oudsten, die minder goed
met het trappenklimmen overweg konden, doodgemoedereerd bij O.L. Heer zelf,
achter in de kapel, onder de sterke koorgewelven, op ruststoelen en matrassen
haar heil zochten. Althans de eerste acht dagen. Daarna sliepen we met vieren
in de gang tegenover de zustertrap.
Wat ons daar in die gang en in de nachtelijke uren al niet
gepasseerd is …..?
Dooden, die met verminkte lichamen 's avonds of ‘s nachts waren binnengebracht
en door de zusters met haar helpers naar de lijkenkamers werden
getransporteerd, (de gewone weg was afgesloten door de vele gewonde vrouwen en
kinderen, die daar lagen) andere burgers, die hier in huis aan hun smartelijke
wonden bezweken waren. Zelfs de Pater met Ons Heer, die de laatste H.H.
Sacramenten ging toedienen, vergezeld van Zr. Antonio met het bellend
lantaarntje, zelfs gasthuislui, die een laat bezoek aan de kapel hadden
gebracht, kwamen in alle eenvoud langs ons gesloft.
Kwamen op 18 September de eerste vluchtelingen uit de Eerde hier
aan, op 24 September begon de groote stroom te vloeien. Verschillende families
uit het Wijbosch, die door de Duitschers uit hun huizen verdreven waren, kwamen
met het schamele beetje huisraad en beddegoed,
dat ze aan de grijpgrage vingers hadden kunnen ontrukken, schreiend en
hulpeloos om onderdak. Al spoedig lag alles vol en de stroom bleef maar
aanhouden, ook menschen uit de hoofdparochie, wier huizen door de granaten in
elkaar of in brand geschoten waren, zochten hun heil bij ons, terwijl weer
honderden anderen zich om huisvesting tot het Moederhuis wendden.
Toen alles op de eerste en tweede verdieping tjokvol lag, kwam
het sousterrain met zijn grootere en kleinere vertrekjes aan de beurt. Daar werden
zoo veel mogelijk de gezinnen bij elkaar gehouden, zoodat zelfs het uitgeruimde
provisiekamertje en het machinekamertje tot woning werden ingericht. We hadden
vaak gelegenheid om het aanpassingsvermogen en de geduldige berusting van de
menschen te bewonderen.
Gegoede
boeren huisden naast arme dagloonersgezinnen.... Nette
menschen naast menschen van de zelfkant, maar hetzelfde droevige lot had hen
allen verbroederd. Een reglement van orde werd samengesteld, waarbij de uren
van opstaan, slaapplaatsen, opruimen, H. Mis, maaltijden, bezoekuren enz. enz. werden geregeld. Voor iedere áfdeeling werd een
"commissaris van orde" aangesteld, die voor de naleving van het reglement te zorgen had. Vrouwen en meisjes werden belast met het
schillen van appelen en aardappelen en het schoonmaken van groenten. Als de
kanonnen zwegen, trokken grote jongens naar de boerderijen, vanwaar ze het
overvloedige raap-fruit gratis naar Lidwina mochten vervoeren, jonge mannen
haalden vaak met eigen levensgevaar het gewonde vee uit de weiden, zoodat het
hier verder kon worden afgeslacht en voor rekening van de voedselvoorziening
aan ons werd afgestaan. Daardoor waren onze keukenzusters in staat om aan al
die vaste en tijdelijke bewoners van ons gesticht weken lang een hartige
maaltijd te bezorgen. Wat allen wel noodig hadden! De zusters om fit te blijven
bij haar overmatige zware arbeid bij zieken, gewonden en gezonden …. De
évacuees en overige bewoners bij den ongewonen oorlogstoestand. De meeste menschen
waren dan ook zeer dankbaar en dachten dat ze in St. Lidwina zoo ongeveer
onkwetsbaar waren, wijl in al die weken niemand, maar dan ook niemand, bij al
het kanongebulder en granaatgesis, ook maar het geringste wondje opliep. Zoo
zorgde O.L.Heer niet alleen voor het tijdelijke welzijn van al die onze
toevertrouwde, bijna 700 menschen, ook het geestelijk heil werd extra ter harte
genomen.
Op een der dagen
dat we die tien Duitschers in huis hadden merkten we dat er iets bijzonders op
til was. De ordonnans kwam vragen om eierdopjes, wijn, glazen, bloemen op tafel
enz., want…. er zou een generaal op bezoek komen. Het heerschap arriveerde ook
werkelijk met dikke, roode biezen aan zijn broek. "Duitschland" stond
onmiddelijk stram in de houding en bracht eerbiedig zijn groet, maar zusters,
verpleegsters en gewonden in den voorgang schenen absdluut niets te beseffen
van de hooge eer (?) die hun te beurt viel en deden met de meest gewone
gezichten hun dagelijksch werk. Even na aankomst van den hoogen "baas"
reed er een auto met witte vlag weg (naar het hoofdkwartier der Amerikanen
werd er gezegd).
Eenige tijd later kwam de wagen weer terug, hield een honderd
passen voor onze brug stil en onder geleide van twee Duitschers naderde een
andere hoogheid, maar in Amerikaansch uniform en .... geblinddoekt. Zoo werd
hij ons gesticht en vervolgens onze gastenkamer
binnengebracht. Wat daar verder werd afgehandeld en besproken, bleef voor ons
allen diep geheim. Alleen kwamen we te weten, dat er gesproken was over een
tijdelijk staken der vijandelijkheden in deze streken (Schijndel en omgeving),
maar dat het resultaat der onderhandelingen, die ruim twee uren geduurd hadden,
gelijk stond met... O.
De onderhandelaar werd weer geblinddoekt naar de auto en verder
naar het Amerikaansche kamp gebracht. Door de Duitschers werd het eene deel van
Schijndel na het andere gedwongen om de boerderijen te ontruimen. Zoo kwam ook
Houterd aan de beurt. Met angst zag Broeren het gevaar nader komen, want …. hij
hield 4 Amerikaansche piloten op zijn hooizolder verborgen. En ja. op een
onverwacht oogenblik, was het zoo, maar de boer bleef bij zijn positieven.
"Er uit ?" vroeg hij: "moeten we er uit?".
"Goed, dat zullen we hebben, we trekken met zijn allen naar St. Lidwina,
maar eerst wil ik nog eens goed koffie drinken in mijn eigen huis en jullie
(tot de Duitschers) doet met ons mee, maar ik moet me even opknappen."
De Duitschers accepteerden maar al te graag, want er kwam beste
boerenmik met ham enz. op tafel. De boer echter vloog als de wind naar den
hooizolder, waar de verstekelingen in een paar minuten tot eerzame boeren waren
omgekleed, om daarna een goed heenkomen te zoeken bij vertrouwde buurlui. Toen
de karavaan "Broeren" een uurtje later koers zette naar ons gesticht,
sloten ze zich met een onnoozel gezicht er bij aan. Bij het binnenkomen droeg
de eene Amerikaan een baby in een dekentje, de ander een stuk huisraad, de
derde leidde een onwillig kalf aan een touw, terwijl de vierde een kruiwagen
met beddegoed voortsjouwde. Zoo belandden ze veilig achter de muren van St.
Lidwina, waar ze onmiddelijk bij hun landgenooten in de onderaardsche gewelven
werden ingedeeld en met gedempte, maar daarom niet minder hartelijke
"cheers" werden ontvangen. In die ondergrondsche slaap-,
toilet-, eet-, speel- en leeszaal verbleven de jongens, behalve eenige snap
halfuurtjes bij avond in onzen tuin, tot den dag van de bevrijding, den
onvergetelijken 23e October.
Door een lid der z.g.n. ondergrondsche, Cor Laanen, stonden onze
Amerikanen voortdurend in relatie met het Amerikaansche hoofdkwartier. Zoo
kregen we ook bericht, dat er ergens een bosch was, waar 12 Amerikaansche
piloten huisden, die door de ondergrondsche van Gemonde zoo'n beetje van het
allernoodzakelijkste werden voorzien. Maar dit werd met den dag gevaarlijker,
zoodat men ten laatste ons kwam verzoeken, ook die arme kerels een schuilplaats
te verleenen. In geleende kleeding kwamen er eerst 5 en later nog 7
binnen, natuurlijk ongewapend. Door het voortdurend trekken van lange rijen
vluchtelingen, waar ze zich bijvoegden, kon dit onopgemerkt gebeuren. Ze werden
gehuisvest in de kamertjes links en rechts van de ziekenhuisvestibule en in die
vestibule zelf. Alles hermetisch gesloten voor niet-ingewijden en veilig
beschermd door eenige babywiegjes met vaak luidruchtige inhoud. Niemand die het
niet weten moest, heeft er tot aan den bevrijdingsdag eenig besef van gehad.
Maar aan hun verblijf in ons huis hebben we voornamelijk te danken, dat St.
Lidwina, dat toch vijf volle weken in de vuurlinie lag, zoo buitengewoon weinig
van het granaatvuur heeft geleden. Later toonden de Amerikanen ons uitvoerige
kaartjes van Schijndel en omstreken, waarop ons gesticht, met een roode ring
omkranst, stond aangegeven als een plaats, die absoluut moest gespaard
worden.
De wapens der
laatst gekomen Amerikanen, moesten nog uit het bosch naar hier worden gebracht.
Bij dit gebeuren werden de Duitschers zoo fijn bij de neus genomen, dat het
even vermeld moet worden.
Daags nadat deze Amerikanen gekomen waren, moesten hun wapens naar hier worden overgebracht. Dat was een précair geval, want overal slopen er Duitschers en verraderlijke N.S.B.’ers rond. Er werd iets op gevonden. Christ van Bakel, een onderduiker uit Haarlem, die vaak dienst deed in het ziekenhuis en tevens tot onze voerman was gepromoveerd, zou er met de wagen op af gaan. Er zou zoogenaamd een gewonde uit het bosch naar hier worden getransporteerd. Onze schooljuffrouw Gree Scholte, zou als verpleegster fungeren, een andere ondergronder als "dokter", een derde als brancardier. In het bosch werden de wapens op den bodem der kar gelegd, een dikke laag stroo er over, dan een brancard, waarop de gewonde lag. Deze was natuurlijk volgens alle regelen der kunst verbonden, vooral zijn degelijk ingepakt hoofd en zijn dikomzwachelde arm deden het ergste vermoeden. De verpleegster zat met een zorgelijk gelegenheidsgezicht bij hem en controleerde zijn pols, ook voerman en brancardier keken zooals het hoorde en de "dokter" reed op een fiets naast den wagen. Plotseling een gebiedend "halt" .... Een paar argwanende Duitschers staan voor Christ. "Een zwaar gewonde, die naar St. Lidwina vervoerd wordt", was het antwoord op de desbetreffende vraag. "Als hij het gesticht tenminste nog levend haalt" werd er met een zucht bijgevoegd. De Duitschers bekeken den "gewonde" met meewarige blik, gaven den raad heel kalm en bedaard te rijden, wat geredelijk beloofd werd, en gingen huns weegs. Maar nauwelijks waren die bezorgde lui uit het gezicht verdwenen of Christ legde de zweep over het paard en met een lustig vaartje bereikte het gevalletje St. Lidwina, waar de "gewonde" plotseling wonderbaar genas en de wapens tot nader orde secuur werden opgeborgen.
Als bijzonderheid kan nog vermeld worden, dat de Dujtschers,
daags nadat de Amerikanen uit het bosch verdwenen waren, op dezelfde plek een
stelling bouwden.
De bevrijdingsdag
was natuurlijk ook op St. Lidwina een blijden dag. Het heugelijke nieuws werd
doorgegeven naar de onderaardsche gewelven en onmiddellijk piepten lachende
Amerikaansche gezichten uit de keldergaten, weldra gevolgd door het stoere
corpus van de dragers, die als jonge honden rondsprongen en voortholden ter
begroeting van hun bondgenooten. Eenige dagen later werden ze door hun
landgenooten met auto' s naar Eindhoven gebracht vanwaar de gewonden per
vliegtuig naar Engeland zouden vertrekken en de anderen hun nieuwe bestemming
van hun eigen overheid zouden vernemen.
Weer een paar dagen nadien waren we in de gelegenheid, de
dankbaarheid van de Amerikanen te vergelijken met die der
Duitschers d.w.z. met het tiental, dat hier een twaalf dagen goede sier had gemaakt en bij hun vertrek, zich erkentelijk
toonden door al het door hen gebruikte tafelgerief, als vorken, messen, lepels
enz. "bij vergissing" natuurlijk in te pakken en mee te nemen, evenals
de Infra roode lamp, die wij pas bij Philips duur gekocht hadden voor het
ziekenhuis en die wij hun ter bestraling van een officier een paar keer
geleend hadden.
Neen dan kwamen de Amerikanen anders uit den hoek. Kort nadat de
verstekelingen vertrokken waren, arriveerde een Amerikaansche auto van het
Roode Kruis, rijk beladen met medicamenten van allerlei soort, verbandstotfen,
zeep en wat er verder hoort bij den goeden gang van zaken in een ziekenhuis.
Met royale hand werden we rijkelijk van een en ander voorzien en de
"Head-nurse" Zr. Henriëtto, behoefde maar iets te noemen, om er
overvloedig van te ontvangen. Een week of wat later kwam eenzelfde soort
Engelsche auto, die met even milde hand ons ziekenhuis gedacht.
Terug naar Schijndel in de frontlijn