Terug naar Verkenningen

 

Inleiding

 

Deze historische verkenningstocht door het verleden van Schijndel dankt zijn ontstaan aan een verzoek van het gemeentebestuur - ge­richt aan Wim Cornelissen - archivaris van het Streek-archivariaat langs Aa en Dommel, waartoe ook Schijndel behoort. Op zijn advies heeft de gemeente zich toen tot mij gewend met het verzoek om de redactie van een te schrijven geschiedenis van Schijndel op mij te wil­len nemen. Na enige aarzeling heb ik tenslotte toegestemd op voor­waarde dat ik bij het voorbereidend archiefonderzoek de nodige hulp zou krijgen.

De gemeente heeft toen de heer A. Prinsen uit Uden bereid gevon­den om dit monnikenwerk op zich te nemen daarbij geholpen door de streekarchivaris en enige van zijn medewerkers. Er is daaraan in nauwe samenwerking met elkaar ruim twee jaar lang gewerkt. De be­doeling was om te komen tot een goed leesbare en overzichtelijk ge­houden geschiedenis van Schijndel, voor zover die tenminste nog te achterhalen was. In september 1944 is n.l. het rijke burgerlijk archief door moedwil totaal vernield. Het enige wat overgebleven is, is een aantal stukken die op dat moment niet in het archief aanwezig waren en verder een brandkast met door de hitte opgekruIde perkamenten, waarvan er na restauratie nog slechts een paar leesbaar zijn. Naast vooral kerkelijke gegevens - indertijd verzameld door L.H.C. Schutjes in zijn "Geschiedenis van het bisdom 's-Hertogenbosch" en een korte samenvatting van het Schijndels verleden in het "Aard­rijkskundig woordenboek" van A.J. van der Aa - bestond er over de geschiedenis van Schijndel uit de tijd van voor 1940 niets waaraan we enig houvast hadden. Na de oorlog hebben F.W. Smulders - toenter­tijd werkzaam op het Rijksarchief in Den Bosch - en in navolging van hem ook A.J. van Bokhoven - in leven afdelingshoofd van de secreta­rie van Schijndel - uit de Bossche archieven allerlei wetenswaardighe­den over Schijndel verzameld. Beiden hebben daarover van tijd tot tijd wat bijzonderheden gepubliceerd in Brabantse tijdschriften, zo­als Brabants Heem, de Brabantse Leeuw en Taxandria. Ook in plaat­selijke weekbladen is nogal eens - vooral door de heer van Bokhoven - aandacht besteed aan bepaalde geschiedkundige onderwerpen. Ver­der heeft de heer van Bokhoven een groot aantal gebundelde aante­keningen nagelaten, waarin naast veel oude ook eigentijdse gegevens zijn opgenomen. Jammer genoeg is hij bij zijn onderzoek van oude archiefstukken verzand in de genealogie of geslachtskunde. Dit is wel interessant voor mensen die hun stamboom willen uitzoeken, maar bij het samenstellen van een dorpsgeschiedenis komt men daarmee niet ver.

Er moest daarom opnieuw begonnen worden met een tijdrovend on­derzoek van het in Den Bosch bewaarde Rechterlijk archief van Schijndel. Intussen was een allang vergeten, maar voor de geschiede­nis van Schijndel belangrijke bron opnieuw ontdekt: het Tiendar­chief van de Theologische faculteit van de Universiteit van Leuven. Dit archief is na veel omzwervingen in de Franse tijd uiteindelijk te­recht gekomen in de bibliotheek van het grootseminarie te Haaren, waar het lange tijd bewaard werd. Na de opheffing van het seminarie is dit tiendarchief - via een ruil van archiefstukken - terecht gekomen in het Bisschoppelijk archief van Mechelen. Men heeft er toen blijk­baar niet aan gedacht dat dit archief wel eens heel belangrijk kon zijn voor de geschiedenis van Schijndel, vooral na de ramp van 1944. Via het streekarchivariaat is Schijndel nu in het bezit van een copie op microfilm van dit archief - terwijl A. Prinsen er - als studieobject - een inventaris van heeft samengesteld. Andere belangrijke archieven - waarvan we een dankbaar gebruik gemaakt hebben - zijn het betrek­kelijk rijke parochiearchief - eveneens geïnventariseerd door A. Prin­sen - en het archief van de Nederduits Hervormde gemeente van Schijndel en St. Michielsgestel. Ook aan het Cijnsboek van Peelland danken we een aantal gegevens evenals aan enige particuliere ar­chieven en collecties - in bruikleen gegeven aan het Streekarchiva­riaat - waaronder het archief van de St. Vincentiusvereniging en dat van de harmonie Cecilia.

Bij het samenstellen van deze verkenningstocht door het verleden van Schijndel - met behulp van talloze her en der verzamelde gege­vens - zijn we uitgegaan van eenzelfde historisch stramien, dat ook de grondslag vormde van het in 1981 verschenen boek "Sint­ Oedenrode: zwerftocht door een boeiend verleden". Een dergelijke gelijkvormige opzet heeft zijn voordelen - niet alleen om orde te scheppen in de plaatselijke geschiedenis - maar ook als bijdrage voor een meer regionaal opgezette geschiedschrijving. Het boek bestaat uit een basistekst, die als regel op de rechter pagina's is geplaatst. De linker pagina's zijn voor een groot deel gereserveerd voor tekenin­gen, kaartjes met de nodige uitleg en allerlei aan de archieven ont­leende teksten die toestanden uit vroeger tijd nader kunnen illustre­ren. Op het einde van iedere periode is op deze pagina's ook een uit­gebreide verantwoording opgenomen met verwijzingen naar de ge­bruikte bronnen en literatuur.

De kaartjes in dit boek zijn voor een groot deel getekend naar gege­vens van de "Caarte Figuratief van het geheele dorp van Schijndel" door Jan Francis van de Weijer - 14 mei 1757 - en van de kadaster­kaart uit 1830. De tekeningen zijn gemaakt o.a. naar schilderijen van P.A. Verhagen - burgemeester van Schijndel van 1874 tot 1889 - oude ansichten en een aantal niet uitgewerkte of half ingekleurde schetsen van de Schijndelse tekenaar en schilder Jan Heesters.

Aan de totstandkoming van dit boek - vanaf het eerste nog aarzelend onderzoek tot en met de laatste correctie van de drukproeven door een paar van mijn medebroeders - hebben heel wat mensen hun me­dewerking verleend. Het is niet doenlijk om hen allen hier met name te noemen. We danken hen hier voor hun belangstelling en meestal opbouwende kritiek. Enkele met name te noemen medewerkers la­ten we hier volgen. Op de eerste plaats is dit de heer A. Prinsen - die het leeuwendeel van het archiefonderzoek heeft verricht - en ook het ontstaan van het boek met kritische opmerkingen heeft begeleid. Na zijn vertrek naar Veere als archivaris heeft de heer N. Koomans uit Eindhoven deze taak een tijdlang overgenomen. De kaartjes zijn ge­tekend door de heren M. Rovers en M. Wouda, beiden werkzaam op het streekarchivariaat. De tekeningen zijn met veel zorg vervaardigd door de heer W. van Eijndhoven uit Nijnsel, een oud-leerling van Jan Heesters. De lay-out van het boek is verzorgd door de heer J. Mik­kers, assistent-streekarchivaris. Als contact-persoon met de gemeen­te Schijndel moet hier nog genoemd worden de heer R. Remery - die evenals de heer W. Cornelissen - steeds bereid was om aan onze wen­sen tegemoet te komen. Ik wil tenslotte deze inleiding besluiten met een vers van de Romeinse dichter Horatius, dat pastoor Bartholo­meus Waghemakers (1586-1591) in 1590 schreef op de eerste bladzij­de van het cijnsboek van de parochie van Schijndel: "Nihil quod agi­tur est ab omni parte beaturn". Vrij vertaald is dit vers ook op ons toepasselijk: Niets wat een mens onderneemt is volmaakt. Er zal al­tijd nog wel iets te wensen overblijven.

 

Pater Wiro Heesters

 

 

 Terug naar Verkenningen