Terug naar Verkenningen

 

Besluit

 

In 1955 schreef Antoon Coolen voor de firma Jansen de Wit een ge­denkboek, naar aanleiding van het 40-jarig bestaan van de kousenfa­briek. In dit boek heeft hij ook een beknopt overzicht van de geschie­denis van Schijndel opgenomen volgens de toen, niet altijd even be­trouwbare gegevens, waarover hij kon beschikken. Hij maakte daar­bij van de oude toren van de parochiekerk een wachter, die eeuwen­lang getuige was van de gebeurtenissen in het dorp. Tegen het einde van zijn verhaal geeft hij, in zijn typische stijl, een sfeertekening van het dorp in het begin van onze eeuw, de tijd waarin wij ons onderzoek beëindigd hebben. We willen daarom dit besluit beginnen met enige aanhalingen uit dit boek.

 

"In de voorbije eeuw had de toren het dorp langzaam zien groeien naar een bevolking van 5500 zielen. Hij had jaren gekend, dat er hele­maal geen groei was. Hij had kinderen onder den neteldoek op armen voorbij hem gedragen zien worden ten doop. Later zag hij hen spelen aan zijn voet en de kleine huizen binnengaan, als moeder aan de deur hen riep. Hij zag de zondagse huifkarren, als het landvolk ter kerk reed op zijn roep, en achter hem dreunde het orgel in de mis. Hij zag boerenbruiden gearmd met den bruidegom. En hij zag de zwarte be­grafenisstoeten, als hij sidderde onder het luien van de klokken voor den dode. Dat gebeurde veel, soms meer dan drie keer in de week in het kleine dorp; en heel dikwijls was er in de kerk achter hem een engelenmis.

 

Hij zag den moeizamen arbeid op de akkers, de mestkar dokkerend door de wagensporen van den veldweg, den boer achter de ploeg, en in het heetst van den zomer de mannen, die in het zweet met de zicht het koren velden. Hij hoorde spanzaag en bijlslag in het canadassen­bos, het vallen van de bomen, de driftige haambellen van de paarden aan den dissel voor de lange, zware vrachten van het gevelde hout. Hij zag de blanke klompen in de rekken voor de belommerde deur van de ouderwetse huisjes, waar binnen in het raamlicht de klompen­maker de blokken met handboor en guts holte en vorm gaf. En op mooie dagen zat de mandenmaker op zijn drempel en vlocht de jonge tenen, waarvan de bast geurde naar griend en sloot. De hamer klonk in de smidse, de kinderzang dreef het open schoolraam uit. De toren voelde zelf bij tijd en wijle het luide gonzen van den dreunende klok­slag, die beneden kalm in de stilte.

 

Dan was er die dagelijkse tijd dat die kinderen in de straten kwamen. En er zijn zomeravonden, waàrin het leven als betoverd draalt in het dagmoede ondergaan van de zon. De bomen houden hun ruisen als een adem in. De weien liggen zelfverzonken, de koeien dromen bij de blozende sloot. Wandelende verliefden geloven, dat het met hen al­tijd zo zal blijven. Dan zal hij, die zoveel van oorlogen zag, van de ellende der alles verstorende menselijke onenigheid, verwonderd zijn geweest over den gelukseenvoud van het menselijk bestaan, als het in vrede en vrijheid aan arbeid en rust wordt gelaten".

 

Het lag oorspronkelijk in de bedoeling, om ook de gebeurtenissen tijdens de bevrijding in september en oktober 1944 in dit besluit op te nemen. We hebben daarvan afgezien, omdat men in Schijndel bezig is om aan de hand van diverse dagboeken (minstens zes) en gesprek­ken met ooggetuigen een boek daarover samen te stellen.  Zie: Schijndel 1940-1944

We beper­ken ons daarom tot enkele sobere getallen van dood en verwoesting. Coolen beschreef die dagen als volgt: "Wat de oude Servaastoren zo dikwijls in het verleden zag, dat zag hij ook in deze eeuw, erger dan ooit; de dorpsstraten in vlammen, in rook en in puin, een onontwar­bare vernieling, waarin hij zelf geschonden stond op zijn bevende grondvesten". Toen op 23 oktober het dorp definitief bevrijd werd, kon men de balans gaan opmaken van de verliezen aan mensenle­vens, van de in puin geschoten gebouwen en van het door de boeren verloren vee, door roof en granaatvuur.

 

Tijdens de beschietingen in de maanden september en oktober sneu­velden in Schijndel 70 burgers. Dit getal groeide tot 79, doordat in 1944-1945 nog 9 mensen gedood werden door niet geruimde landmij­nen. Het centrum van het dorp was één grote puinhoop. Ook Wij­bosch had het zwaar te verduren gehad. Meer dan 600 panden, waar­onder 91 boerderijen, waren zwaar beschadigd of geheel in puin ge­schoten. Slechts een deel daarvan kon nog hersteld worden. Na de bevrijding werd het puinruimen en opnieuw beginnen. Een paar ge­tallen zijn daarbij wel interessant. In 1931 stonden er in Schijndel 1514 woningen, waarvan er 21 onbewoond waren. Tot deze onbe­woonde huizen behoorden ook openbare gebouwen, zoals scholen, kerken, en het raadhuis. In 1947, twee jaar na de ramp, had Schijndel weer 1459 woonhuizen naast 157 noodwoningen en 40 noodboerde­rijen. In 1956 worden geen noodwoningen meer vermeld. Het getal huizen was toen gestegen tot 2309.

De oorlog heeft een definitieve streep gezet onder het oude Schijn­del, dat onderwerp was van dit boek. Een beoordeling van de ontwik­kelingen in het nieuwe Schijndel behoort niet tot onze taak en we la­ten dit dan ook graag over aan latere geschiedschrijvers.

 

 

 

Een beeld van de vernielingen in het centrum van het dorp

tijdens de maanden september-october 1944

 

 

 Terug naar Verkenningen