Terug naar De Pegstukken

 

2.7. Hertog-Jan van Brabant (1290(?)/ 1299-1944)

 

De "Hertog-Jan van Brabant", in de volksmond ook wel de "Koeveringse Molen", was een standerdmolen van het gesloten type en gebouwd met zijn vier teerlingen op het grondgebied van drie gemeenten. Toen het "Heerlijk" recht nog van toepas­sing was, mocht men nog voor drie plaatsen tegelijk malen. Voor een vierde deel stond hij op Schijndels grondgebied, het overige deel stond op Veghels en Roois grondgebied. De molen werd wel eens de oudste molen van ons land genoemd en over het jaar van stichting worden twee jaartallen veelvuldig ge­noemd, te weten 1290 en 1299. Van deze twee is de laatste het meest waarschijnlijk, waarbij opgemerkt wordt dat dit niet de oudste molen van Nederland is geweest, edoch wel de oudste windkorenmolen te Schijndel.

 

In een brief aan Jan den Eerste, Hertog van Brabant en Limburg, gegeven op donderdag na St. Nikolaasdag in december van het jaar 1299 geeft deze hertog aan Arnoldus - gezegd Heyme - tot vermeerdering van het leen dat deze van hem hield, het recht om tussen het dorp Hamoda van Rode (Sint-Oedenrode) en Scinle (Schijndel) - ter plaatse waar hij dit het bekwaamste zou vinden - een windmolen op te richten. Hij schonk hem daartoe "erfelijk den vrijen wind". In 1294 wordt echter al door Graaf van Gelre een rekening betaald die betrekking blijkt te hebben op de reparatie van een windmolen.

 

Zoals reeds gezegd is er over deze molen veel geschreven, al dan niet zelfs gespeculeerd. Enkele wetenswaardigheden wil ik in dit boek dan ook niet onvermeld laten.

 

Arnoldus Heijme bouwde zijn standerdmolen vervolgens boven de grenspaal tussen de gemeenten Schijndel, Veghel en Rode, waarbij een van de vier teerlingen op het gebied van Schijndel, een op het gebied van Veghel en twee op het gebied van Rode werden gebouwd. De grenspaal bevond zich midden onder de molen, hetgeen betekende dat hij hiermee maalrechten in drie gemeenten verwierf.

Deze maalrechten zijn in het verleden meerdere malen betwist, waarbij Veghelse burgers zelfs mishandeld werden omdat zij hun graan op de Koeveringse molen lieten malen. In 1 758 kwam er ook protest vanuit Schijndel, maar deze protesten wer­den door de raad van Brabant in Den Haag verworpen en de molen mocht gewoon voor de drie gemeenten blijven malen, waarbij de belangrijkste klandizie te vinden was in het Wij­bosch, in Eerde en in het buurtschap Everse. De molen is in ei­gendom geweest van vele, ook adellijke, geslachten waarvan Coppens een in Brabant zeer bekend geslacht was. Ene Adriaan Jansz Coppens verwierf op 21 september 1654 de helft van de Koeveringse molen. De andere helft was in handen van de heer Adam van Baxem. Gedurende een periode van bijna 58 jaar is de familie Coppens mede-eigenaar geweest.

 

De op de foto afgebeelde molen is overigens pas gebouwd in 1905, ter vervanging van een in dat jaar afgebrande half-geslo­ten standerdmolen op dezelfde plaats. Deze molen was afkomstig uit Langenboom, gemeente Mill.

 

 

De twee laatste molenaars waren Kees van den Hoven en Piet Hoedemaekers. Kees was afkomstig uit Bergeijk, waar zijn dochter Cor van den Hoven als enig kind werd geboren. Kees' echtgenote kwam uit Aarle-Rixtel, alwaar Kees knecht was op een molen en waar zij werkzaam was als huishoudster in een molenaarsgezin. In 1924 kocht Kees van den Hoven de molen van de SchijndeInaar Piet van Tartwijk en bouwde in ditzelfde jaar een molenaarswoning tegenover de molen, op de plaats van de thans nog bestaande bungalow, Coevering 12. Cor van den Hoven leerde Piet Hoedemaekers kennen in Lieshout, waar zij kraamhulp was bij een molenaarsgezin. Bij deze familie kwam Piet vaak over de vloer, omdat hij vroeger knecht bij hen was geweest. Piet kwam uit Venray en was zoon van een molenaar. Hij trouwde met Cor en samen kregen ze vier kinderen. Piet nam op een gegeven moment de molen over van zijn schoonva­der-  Kees van den Hoven - en was de laatste molenaar van de mo­len tot de oorlogstijd aanbrak.

Hij voorzag de molen ook nog van van Bussel-stroomlijnwie­ken.

 

In de oorlogstijd werd er nog veel gemalen, vaak zwart, omdat de boeren veelal geen vergunning hadden om hun graan te la­ten malen. Zij deden dit dan vaak 's nachts, waarbij Piet Hoede­maekers ook vaak controleurs aan zijn molen kreeg, hetgeen re­sulteerde in enkele processen. Op 16 september 1944 werd het tweede kind geboren, juist in de periode dat er rond de "Corridor" veel gevochten werd door de geallieerden.

Op maandag 25 september 1944 kwam de molen dan ook ge­nadeloos aan zijn einde en werd door granaatvuur geheel ten gronde gericht. Na de oorlog heeft Piet nog gemalen in de stoommaalderij met behulp van een motor die zich naast de molenaarswoning bevond. De Koeveringse molen werd echter nooit meer opgebouwd, omdat vanwege oorlogsmolest de ver­zekering geen schade uitkeerde. Een reconstructie op een zesde van de ware grootte van de molen, voorzien van de authentieke kleuren vervaardigd door Piet, bevindt zich thans nog bij het huis op Coevering nr 10.

 

Na enkele jaren heeft Piet de maalderij overgedaan aan de Boe­renbond te Sint-Oedenrode en ging hij hier werken als mole­naar, wat later bij de CHV te Veghel.

 

Op de plaats waar de Koeveringse molen stond is door de Rooi­se Heemkundekring een monument opgericht met daarin een tweetal tweehonderd jaar oude stenen afkomstig uit de afge­brande molen, met de volgende tekst:

 

"In het jaar onzes Heren twaalf honderd negen en negentig werd door Hertog Jan II van Brabant aan zijn leenman Arnold Heijm verlof gegeven om op deze plaats, waar de grenzen van Sint-Oedenrode, Veghel en Schijndel tesamen komen, een wind­molen te bouwen. Na een veelbewogen geschiedenis werd de molen op 23 september 1944 door oorlogshandelingen ver­woest. Ter gelegenheid van de 750 jaar stadsrechten van Sint­-Oedenrode werd dit monument opgericht en op initiatief van de Heemkundige kring "De oude Vrijheid" onthuld op 18 december 1982 door Piet Hoedemakers (oud­molenaar).

 

Helaas is er een tweetal fouten in de tekst geslopen:

- Hoedemaekers is zonder e geschreven, dus Hoedemakers;

- De datum van verwoesting moet zijn 25 september 1944.

 

 

 

 

 Terug naar De Pegstukken