Terug naar De Pegstukken

 

3. Historische gegevens korenmolen “De Pegstukken”

 

De korenmolen aan de Pegstukken is een ronde stenen bergko­renmolen. De molen is op de grond gebouwd, waarna de berg eromheen aangebracht is, dit om de wieken en het kruiwerk te kunnen bedienen gezien de maximaal "toegestane" afmetingen hiervan. De berg molen is derhalve hoger dan een grondzeiler, een molen die gewoon vanaf de grond bediend kan worden, met als gevolg dat deze molen meer wind kan vangen bij een aanwezige bebouwing in de omgeving van de molen.

 

Met de bouw van de molen werd in 1844 aangevangen, in op­dracht van de gebroeders Joannes Baptist en Joannes Francis De­backer, beiden afkomstig uit het Belgische Gierle. De schrijfwij­ze van de achternaam verraadde de Belgische komaf, maar werd in Schijndel al gauw: de Backer. De molen kwam in de tweede helft van 1845 gereed en werd toen in gebruik genomen.

De molen heeft nooit een naam gehad, maar werd al gauw "De Pegstukken" genoemd, vanwege het feit dat de molen aan de Pegstukken gebouwd was.

Over het ontstaan van de straatnaam bestaan meerdere versies, waarvan de volgende de meest verklaarbare is: een peg is drie­hoekig van vorm. De percelen waren vroeger ook driehoekig van vorm, maar door de latere ruilverkavelingen is daar niets van overgebleven, behoudens dan het stuk grond waarop de molen werd gebouwd. Op de kaart uit 1967, behorende bij de aankoop van de molen door de gemeente, blijkt dit duidelijk. Dit stuk grond is immers altijd in het bezit van de familie de Backer gebleven, waarbij perceel nummer 47 de driehoek com­pleteert. Dit perceel is eigendom van de dochter van Jan de Bac­ker en derhalve ook in de familie gebleven.

 

De molen werd gebouwd in een nagenoeg open omgeving, op een afstand van circa 100 meter ten noordoosten van de weg van Den Bosch naar Sint-Oedenrode, aan de Pegstukken num­mer 7.

Welke volgeling uit de familie na de twee Belgische broers de molenaar is geworden, daarover is enige onzekerheid.

Vast staat in elk geval dat in 1867 door de gemeente Schijndel aan een de Backer toestemming wordt gegeven tot de aankoop van een stuk grond ten behoeve van het bouwen van een woon­huis aan de Kloosterstraat 8. Hier werd Joannes Francis de Bac­ker geboren op 1 juli 1877, die als roepnaam Frans de Backer meekreeg.

 

Frans de Backer, in Schijndel ook bekend onder de naam "Frans den Bels", nam de molen over van zijn vader. Frans de Backer trouwde met Clasina van de Heuvel, geboren 16 januari 1886. Samen kregen zij - naast een aantal dochters - twee zonen, te we­ten Harrie en Jan de Backer. Jan de Backer (doopnaam Johan­nes) werd geboren op 15 september 1913 en zou de opvolger worden van zijn vader Frans de Backer. Helaas is er over de pe­riode van vóór 1930 weinig bekend, gezien het in de inleiding vermelde feit dat het gemeentearchief van die tijd geheel ver­woest is.

 

 

Frans de Backer (geb. 1-7-1877, overl. 21-4-1951).

 

Over het aantal generaties de Backer dat op de molen werkzaam zou zijn geweest, meldt een krantebericht in "het Huisgezin" d.d. 28 juli 1957 overigens nog het volgende:

"... waarop Jan de Backer molenaar was. Vader (Frans) de Backer, vader van Jan en Harrie, heeft de restauratie na de oorlog zelf bekostigd. Thans is het 4e geslacht molenaar op deze molen, welke door de overgrootvader van Jan werd gebouwd."

 

Op 6 augustus 1945, na de Tweede Wereldoorlog, schreef Frans de Backer een brief aan De Hollandsche Molen, waarvan de in­houd als volgt is:

 

 

 

De molen werd in de oorlog zwaar beschadigd - getuige deze brief - en geld voor herstel was in beginsel niet aanwezig. In

1942 trouwde Jan de Backer met PetronelIa Hermes en nam hij het bedrijf van zijn vader Frans over, waarbij de molen in eerste instantie nog eigendom van zijn vader Frans bleef. Na de oorlog echter bleef Frans nog geruime tijd meewerken in de molen, tot aan zijn overlijden op 21 april 1951. Zijn echtgenote, Clasina van de Heuvel, stierf op 29 juni 1957.

 

Een artikel in de Molenaar van 1945 berichtte als volgt: "De steenen windmolen van den heer F. de Backer te Schijndel. Het dorp Schijndel heeft het zwaar te verduren gehad in het laatste oorlogsjaar, meerdere boerderijen, gebouwen enz. werden ver­nield en ook meerdere molens beschadigd of verbrand. Een der molens, namelijk de steenen bergmolen van den heer F. de Bac­ker, werd vrij ernstig beschadigd, zoodat men voor zijn behoud vreesde. Een der roeden werd ernstig gekraakt, kap en muur­werk zwaar beschadigd doch door onderlinge samenwerking en veel medewerking van den Wederopbouw, werd de molen vrij snel hersteld en zal hij binnen niet al te langen tijd weer kunnen draaien als voorheen. De oorlogsschade werd hersteld door molenmaker W. Adriaens te Weert."

 

 

 

Een artikel in de Molenaar uit 1946 meldt vervolgens dat de molen van J. den Backer weer hersteld is. Van de toegebrachte schade in de oorlog is thans het voormalige gat in de romp nog steeds zichtbaar.

 

 

Jan de Backer maalde na de restauratie nog vele jaren met De Pegstukken, waarbij hij ook nauwlettend de toe­nemende bebouwing rondom de molen in de gaten hield. Op 29 september 1948 namelijk richtte hij een brief aan het toen­malige bestuur van de vereniging de Hollandsche Molen. Hier­in zette hij de gemeenteplannen van bebouwing en verkaveling rondom zijn molen uiteen. Hij vroeg de Hollandsche Molen of het windrecht nog van kracht was en om te bemiddelen in een eventueel bezwaarschift. De Hollandsche Molen erkende op 10 oktober 1948 de belangen van Jan, die zijn molen na de oorlog had laten herstellen en zou hem bijstaan. Het windrecht was evenwel alleen van kracht voor molens van voor het jaar 1795.

Op 8 november 1948 moest Jan de ashoogte boven de grond, de vlucht en de berghoogte doorgeven, die volgens Jan in zijn brief d.d. 12 november 1948 respectievelijk 17 meter, 27 meter en 2.80 meter bedroegen. Het verzoek van de Hollandsche Mo­len d.d. 16 november 1948 om de omliggende percelen onbe­bouwd te laten en het eventueel aanbrengen van het Ten-Have­stroomlijnsysteem, werd door de gemeente Schijndel op 29 juni 1949 van de hand gewezen, gezien het vergevorderde sta­dium waarin de plannen verkeerden. Vanaf dat moment werd het dus minder met de molenbiotoop en werden er huizen ge­bouwd, waarbij de molen uiteindelijk huisnummer 27 kreeg toebedeeld.

 

Mevrouw De Backer-Hermes, de echtgenote van Jan, heeft haar man lange tijd bijgestaan en herinnert zich het zware werk: "Na het malen van het graan, dat met paard en wagen was gebracht, werden de zakken meestal per bakfiets door Jan bij de klanten afgeleverd. De zakken graan werden meestal per platte kar en paard afgeleverd bij de molen. Aan weerszijden van de kar stond dan een aantal zakken. Jan pakte dan om en om een zak. Op een gegeven moment echter - bij Jan zijn afwezigheid - werden alle zakken van een kant gepakt en door het te zware gewicht aan de andere zijde, kiepte de kar om en sloeg het paard op hol. Sinds dat moment ben ik niet meer op de molen geweest om te helpen."

 

 

Jan de Backer (geb. 15-9-1913, overl. 3-11-1966).

 

Jan de Backer kreeg een dochter en een zoon. De zoon had ech­ter geen interesse in het overnemen van de molen. Na het over­lijden van Jan de Backer, op 3 november 1966, schreef de we­duwe een brief aan de gemeente, d.d. 29 maart 1967, waarin zij vraagt of ze de in haar bezit zijnde windmolen af mag breken. Vanwege de zware lasten en beëindiging van het molenbe­drijf is het niet meer op te brengen om de molen in haar bezit te houden. Op de vrijgekomen grond zouden dan woningen gebouwd kunnen worden. De gemeente besluit op 14 april 1967 naar aanleiding van dit schrijven de molen met onder­grond te kopen. Onder G-nummer 97181 wordt dit door de Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant goedgekeurd. De nota­riële akte van transport dateert van 9 augustus 1967.

De totale koopsom bedraagt f 17.649,00 en is als volgt samen­gesteld:

 

Perceel sectie G. nr. 45                845 m2          à f 12,00 =        f 10.140,00

Perceel sectie G. nr. 45                  35 m2          à f  6,OO =       f      210,00

Perceel sectie G. nr. 109               585 m2          à f   3,00 =       f   1.755,00

Totaal                                     1.465 m2                                f 12.105,00

 

Dit bedrag wordt verhoogd met de opstal en waarde van de molen van f 5.320,00 en notariskosten groot f 224,00. Het provinciaal bestuur verleent op 14 februari 1968 een subsidie ten bedrage van 25% van f 5.680,00 = f 1.420,00. De molen wordt vervolgens op de definitieve monumentenlijst geplaatst, na ook reeds op de voorlopige lijst te hebben gestaan.

 

 

Na een uitvoerige restauratie in 1970, wordt in datzelfde jaar door burgemeester Van Tuyl geantwoord naar aanleiding van gestelde vragen, dat de molen zal worden ingericht als museum voor oude ambachtelijke handwerktuigen. De heer A. Pijnen­burg heeft zich aangeboden als explicateur te willen optreden. Antoon Pijnenburg, geboren te Schijndel op 17 juli 1914, is de zoon van Albertus Pijnenburg, molenaar van de molen in de Molenstraat. Hij ontvangt op 22 maart 1968 de sleutels van de molen. Hij is in een molenaarsgezin opgegroeid en werkte tot omstreeks 1928 mee in de molen aan de Molenstraat.

 

 

A.Pijnenburg (geb. 17-7-1914, overl. 14-2-1977).

 

Uit zijn huwelijk met mevrouw Van Erp wordt onder anderen een zoon - Reinier genaamd - geboren, die al vroeg mee ging helpen op de molen. Antoon wordt ook bijgestaan door Dielis (Egidius) van Liempd, geboren te Wijbosch op 30 september 1912. Dielis neemt na het overlijden van Antoon op 14 februari 1977 de taak als molenaar over. Op 19-jarige leeftijd begon van Liempd als molenaarsknecht bij molenaar Derks, die de molen in de Molenstraat overnam van Albertus Pijnenburg. Van Liempd werkte hier zo'n elf jaar, onderbroken door een korte periode van werken op een standerdmolen te Kessel (Limburg).

 

 

D. van Liempd (geb. 30-9-1912).

 

Op 1 december 1981 gaat Reinier Pijnenburg, geboren 9 april 1959 te Schijndel, als zoon van Antoon Pijnenburg, de molen exploiteren terwijl het algehele toezicht bij Dielis van Liempd blijft. Op 22 juli 1986 worden zij versterkt door Bart Mols, ge­boren 20 juni 1968 te Goirle, nadat deze reeds uit belangstel­ling vanaf 1983 meeloopt op de molen. Op 7 september 1988 legt Reinier Pijnenburg het bedrijf neer, vanwege overschake­ling naar een andere baan en het niet volledig broodwinnend zijn van de molen. De door hem aangeschafte maalstoel - kompleet met motor, mengketel en elevator - wordt verkocht aan de gemeente.

 

Hij blijft wel als molenaar op De Pegstukken om deze in stand te houden. Op 20 juni 1989 neemt het gilde van St. Barbara en Catharina zijn intrek in de Gildekamer, die in de aanwezige aan­bouw - deel uitmakend van de molenberg - is gevestigd.

 

De Pegstukken is thans nog regelmatig op zaterdag in bedrijf, waarbij dan maïs wordt gemalen, die door de CHV te Veghel wordt geleverd. Gemiddeld worden jaarlijks zo'n 1.000 bezoe­kers ontvangen.

 

 

 Terug naar De Pegstukken