In den morgen van den 23en September werden de enkele
kerkgangers opgeschrikt door 3 granaten die in en om de toren van de oude kerk
insloegen. De Duitschers dachten waarschijnlijk, dat de Amerikanen de toren nog
als observatiepost gebruikten, doch hoewel de beide vensters in de torenspits
wijd openstonden, waren ook daar geen geallieerden meer aanwezig.
De verwoesting die deze eerste granaten in de dorpskom aanrichtten was echter groot en behalve de vernieling aan onze oude, klokkenlooze toren toonden nu verschillende huizen rondom de kerk wat oorlog met zich meebracht.
Den geheelen langen dag trokken op 23 Sept. de Duitschers door
de Hoofdstraat in de richting van het front. Zij zullen volgens eigen zeggen,
den corridor eens gauw gaan afgrendelen. In de oogen der van achter gordijnen
en vensters toekijkende Schijndelaren lijkt hun aantal daarvoor wel voldoende
en het gelaat van deze, meerendeels zeer jeugdige Hitlerkrijgers voorspelt niet
veel goeds.
De geheele voor- en namiddag bleef het trekken en het geluid der
inslaande granaten werd overstemd door de bolderwagens, slagkarren en bandlooze
rijwielen waarmede een "machtig" Duitsch leger van S.S. en
Fallschirmjäger ons dorp bezette.
Jammer genoeg brachten ze ook een overvloed aan artillerie,
luchtafweer en anti-tank geschut mee, welke wapens reeds spoedig van zich
lieten hooren. Natuurlijk antwoordde het geallieerde geschut prompt en het
geloop in en uit den schuilkelder werd dan ook een gedurige bezigheid.
De eerste oorlogs-Zondag verliep geheel anders, dan men verwacht
had. Van kerkbezoek kon in de oude parochie niets komen en in het Wijbosch was
de situatie, gezien: de nabijheid van het front, nog ernstiger.
Practisch dag en nacht leefde men in de kelders en zoo hadden de
roofzuchtige SS en Fallschirmjäger vrij spel. Zij maakten hiervan druk gebruik,
stalen en vernielden met een ijver,
zooals wij die nimmer gezien hadden, terwijl het geluid van den in en om
ons dorp woedenden oorlog hun lugubere bezigheden
van de noodige begeleiding voorzag.
Het granaatvuur hield de daarop volgende Maandag aan en hoewel het
meerendeel der explosies van het afvuren der Duitsche
granaten afkomstig was, waren deze geluiden zoo angstig en doordringend, dat
zij ieder normaal leven practisch onmogelijk maakten.
De vliegtuigen der geallieerden, die geregeld boven onze
gemeente hingen èn voor waarneming èn voor regeling van het geallieerde
geschutvuur, werden op een hagel van afweervuur verrast en vooral in den
vallenden avond leverde dit een fantastisch schouwspel op. De Duitschers waren
zeer enthousiast, wisten zeker dat hun afweervuur steeds raak was, doch de meer
nuchtere Schijndelaren zagen geen vliegtuigen vallen.
De daaropvolgende nacht was vol van vuur en explosies. In den
voormiddag van den 26en Sept. brandde het vreeselijk in de Heikantstraat,
doordat een wagen met benzine-vaten voor een huis getroffen was en de
rookontwikkeling die hiervan het gevolg was, deed voorkomen of de geheele
Heikant in vlammen zou opgaan.
De Duitschers brachten steeds meer geschut en toen zij het ook in de kom der gemeente plaatsten, was het zeer begrijpelijk, dat de geallieerde vliegtuigen ook hierop reageerden.
De eerste groote begankenis begon in den middag, toen de fabriek
e.o. tot aan van Lieshout moesten evacueeren, omdat er een Duitsch officier
door de burgers was
doodgeschoten, zoo zeiden tenminste de militaire instanties. Het was een zware slag voor de menschen, die daar woonden, doch ook voor de
toenmalige wnd. burgemeester die de droeve tijding bij de betrokkenen ging
aanzeggen en zich uitsloofde om het leed zooveel mogelijk te verzachten.
Was het getal der evacuees reeds op den eersten bevrijdingsdag
aanmerkelijk gestegen, vooral door branden op de Schoot en Plein; nu werd het
getal vluchtelingen zoo groot, dat de kelders in het Moederhuis en bij Geerkens
aardig vol raakten, mede doordat de groote schuilkelder van de kousenfabriek, die ruim 200 personen
herbergde, ontruimd moest worden. Om ca. 6.45 uur cirkelden enkele Typhoons
boven onze gemeente, plotseling doken ze omlaag. Het Duitsche geschut had waarschijnlijk hun aandacht getrokken en
met een alles en allen doordringende felheid vuurden de stalen vogels hun
raketten af. Het geheel duurde slechts enkele minuten, doch uitgezonderd de
verliezen der Duitschers had Schijndel 18 dooden te betreuren, kermden vele
gewonden om hulp, was een groote ravage aangericht en brandden de kousenfabriek
en de huizen er tegenover.
In den avónd van dezen bloedigen dag kleurde de hemel zich rood van het vuur, het was een fantastisch gezicht de twee trotsche schoorsteenen te zien staan in de fel oplaaiende vlammen, een schouwspel dat de vele helpers en helpsters der gewonden, die her en der verspreid lagen, moesten aanschouwen bij al het leed waarvoor zij reeds gesteld waren.
Er was rouw over Schijndel, schrik en angst beving allen en in
den morgen van den 27en Sept. vluchtten velen uit ons dorp. Hieronder was ook
een gedeelte van de staf der hier gelegerde Duitsche militairen.
Maar niet allen gingen, want het schuim van S.S. en Fallschirmjäger
bleef en plunderde als voorheen, terwijl de achtergebleven Schijndelaren hun kelderleven
leefden.
Het kelderIeven was nu de gewoonste zaak van de wereld geworden en al waren de kelders ook nog zoo klein en wankel van dak, toch boden ze rust en zekerheid aan de dikwijls opeengehoopte menschen die er een schuilplaats in hadden.
Naast de bakkers, die nog konden en durfden werken was de
centrale keuken bij Geerkens het trefpunt voor velen en vooral in de
voormiddagen, wanneer het meestal rustiger was dan op
andere gedeelten van den dag, was het daar een heele drukte, temeer omdat bij
Geerkens ook de eigen distributie en nood-gemeente-administratie gevestigd
waren.
In het Wijbosch ging het vreeselijk toe, daar was het front in
den waren zin des woords en het klooster moest een zwaar granaatvuur doorstaan.
Velen van die toen nog in dit kerkdorp woonden vluchtten 27 Sept. weg rond den
reeds zwaar getroffen toren. Het was een overhaaste vlucht, die vooral door den
stoet van de vele bedlegerige, zieke en oude Eerw. Zusters een triesten aanblik
kreeg. Op wagentjes, zelfs op 'n kruiwagen werden de vluchtelingen vervoerd en
gebracht naar het Moederhuis of St. Lidwinagesticht, waar toen nog ' n
betrekkelijke rust heerschte.
Steeds meer huizen raakten zonder bewoners en de Duitschers
hadden vrij spel.
In den avond van 28 Sept. om 10.30 uur brandde het gemeentehuis
en viel dit gebouw, dat meer dan 150 jaren het middelpunt van Schijndel was
geweest, met zijn kostbaar archief aan de vlammen ten prooi.
Het was ook dezen dag, dat de kelder bij Geerkens ontruimd moest worden vanwege de "spionne" die de Duitschers zochten. Het gaf natuurlijk opschudding, doch alles liep goed af en zelfs de "spionne" mocht blijven.
De dagen en nachten trokken in langzaam tempo voorbij en de
weinigen die zich op straat waagden zagen Schijndel steeds meer verpulveren en
de lijst van slachtoffers steeg. In den morgen daarentegen was het druk, vooral
op de landwegen waar honderden gegadigden voor melk en vleesch (dat toen in
overdaad te koop was) den boer opgingen.
Maar ook de Duitschers wisten den weg en meermalen gebeurde het,
dat zij alle vleesch reeds hadden "beschlagnahmt" en ook voor melk
was hun animo, begrijpelijkerwijs, zeer groot. Rond het middaguur daalde het
aantal menschen dat op straat verscheen, want de fluiters hadden dikwIjls de
eigenaardige gewoonte om juist op etenstijd hun monotoon gezang te beginnen.
30 Sept. was een rustige dag na een zeer onrustige nacht, al
werden dien dag Rooijakkers, Toelen en Kerkhof getroffen bij hun werk van
barmhartigheid "dooden begraven".
1 Oct. moest de geheele Hoofdstraat tot aan de Pomp evacueeren
nadat dit met de Servatiusstraat reeds op 29 Sept. gebeurd was, en de stoet van
vertrekkende en vluchtende huisgezinnen nam zulke vormen aan, dat allen niet
meer in de eigen gemeente konden worden opgenomen. Het was een trieste en treurige
uittocht, die door velen met tranen in de oogen werd gade geslagen.
De kelders bij Geerkens, Moederhuis, Swinkels, Boterfabriek en
St. Lidwina raakten propvol, terwijl vele particuliere kelders door twintig of
meer menschen bewoond werden. In het Moederhuis b.v. waren 950 personen
gehuisvest in de kelders terwijl bij Geerkens 382 personen een toevlucht hadden
gevonden.
In den nacht van 1 op 2 Oct. lag de ontruimde Hoofdstraat
voortdurend onder vuur en groote branden teisterden de woonhuizen.
Overdag maakten de Moffen jacht op horloges en ringen en op de beantwoording van de vraag "Wie spät ist es ?" zagen zich velen verlost van hun zak- of polshorloge.
In den avond van 2 Oct. was er een druk gestamp van Duitsche
laarzen over de Bunderstraat en velen dachten dat het Herrenvolk Schijndel
prijs gaf, doch na den rustigen nacht van 2 op 3 October stond het vlaggetje
nog steeds voor Huize "De Borne" en verkondigde zoo dat Oberst von
der Heide met zijn kornuiten onze gemeente nog steeds "beschermden".
4 Oct. was er in den namiddag conferentie der Duitsche
officieren in de kelders bij Geerkens, die voor deze gelegenheid ontruimd
moesten worden. Het was om ca. 3 uur, dat dit treffen plaats vond en juist in
die tijd had het granaatvuur een hevig karakter. Doch ook aan het front
heerschte activiteit, wat bewezen werd door de aanwezigheid van aasgieren, die
in groote kringen boven Wijbosch en Rooijsche Dijk vlogen.
Voor de weinigen die het zagen, was het een zeldzaam en
tegelijkertijd luguber teeken, dat dood en verderf in de nabijheid waren, reeds
meer dan 14 dagen en wie wist hoe lang nog!
Het was in Octobermaand van h<t vorige jaar dikwijls zoo, dat
men niet meer wist welke dag van de week het was en Zondag of werkdag maakte in
het geheel geen verschil meer uit.
We leefden als holbewoners en van de vervulling van onze
Christelijke plichten kon rond de kom van Schijndel niets meer komen. Wel
werden in het begin en door de week nog H.H. Missen opgedragen, doch alleen de
dichtstbijwonenden van de oude kerk konden deze bijwonen en voor de anderen
werden dan ook door de parochie-geestelijken steeds meer H.H. Missen
opgedragen in de schuilkelders. Iedere kelder was eens aan de beurt en ondanks
al de primitiviteit van het gebeuren ging er van zulk een H. Mis een bijzondere
bekoring uit. De verstverwijderden werd de H.Communie thuis gebracht en hoewel dit meestal in de morgenuren geschiedde
was het voor de heeren Geestelijken geen sinecure om toen de geestelijke
verzorging van hun, meerendeels ondergrondsche, parochianen uit te oefenen. Op
den Boschweg daarentegen ging men geregeld ter kerke, vierde den Zondag, al
gebeurde dit dan later in de kapel van het St. Lidwinagesticht.
Doch de velen die naar Gemonde, St. Michiels-Gestel, Den Dungen
of ‘s Hertogenbosch gingen om te winkelen, konden hun oogen niet gelooven, dat
daar het leven zijn gewonen gang ging en de Zondag werd gevierd ver van alle
oorlogsrumoer en oorlogsleed.
Men moet zoo'n tocht naar de rustige buurtgemeenten hebben
meegemaakt, om te kunnen begrijpen, dat op de Meijldoorn alle angst je verliet
en hoe omgekeerd de schrik weer over je kwam naarate de kom van Schijndel
naderde.
De eigenlijke kom d.w.z. vanaf de Pomp was echter een eenzaam
oord geworden, waarvoor een Duitsche schildwacht de toegang hermetisch afsloot.
Wel werd op den middag wel eens verlof verleend aan de bewoners om te gaan
kijken en wat van hun bezittingen te halen, doch het weinige wat zij aantroffen
en de desolate toestand van wat eens hun woning was, verhoogden in geenen deele
de animo hiervoor. De granaten kwamen af en aan, er scheen geen einde aan te
komen.
5 October vertrok Oberst von der Heide met zijn kornuiten en
hoewel de daags tevoren in Schijndel gearriveerde Feldgendarmerie, de
plunderingen wat deed verminderen, toch kreeg von der Heide c.s. een groot
kruis na.
De oude garde van Jungwirt trad aan, maar de granatenval verminderde
er niet om.
7 Oct. begonnen
de Duitschers zelfs met ‘t vorderen van jongens en
mannen voor den stellingenbouw. Dit bracht natuurlijk nieuwe angst en al
ontsprongen velen den dans, er moesten menschen komen voor het graafwerk,
waarvan er, hoewel zij veel schrik moesten doorstaan, gelukkig geen werden
getroffen. Het was ook in dezen tijd, dat zich enkele menschen verdienstelijk
maakten voor Schijndel en een moed en zelfopoffering ten toon spreidden, die
haar weerga niet vond. Het waren wachtmeester Graat, zijn helper Mathijsen en
de drie met het eenige paard en wagen die op straat verschenen Jan van Weert.
kleermaker v. d. Broek en Christ van Bakel. Er zijn er meer geweest en wij
denken bijv. aan de menschen die de voedselvoorziening zoo goed wisten te
organiseeren en wel speciaal aan den stillen werker Th. Broeren, maar door de
vernoeming van deze 6 dappere mannen meenen wij in dit overzicht allen die goed
en bloed voor Schijndel veil hadden te hebben geëerd.
Het vleesch halen bij de boeren was afgeloopen en vanuit den
kelder Geerkens haalde men de getroffen beesten op, of slachtte ze in de wei.
Het was hierbij, dat M. van Noort op 6 Oct. zijn dappere, jonge leven liet.
De bevrijding scheen veraf te zijn, want de radio zei wel, dat
de geallieerden in Eindhoven met groot succes voetbalwedstrijden speelden, doch
van militaire actie op groote schaal in het Zuiden des lands werd niet gerept.
De dagen verliepen in eendere regelmaat, ‘s morgens melk halen,
‘s middags eten en brood, waarbij na 10 Oct. ook nog vleesch halen kwam en voor
de rest van den dag in of minstens in de omgeving van den schuilkelder.
9 October vertrok de groep Jungwirt per melkwagen en een nieuwe groep
Duitschers wier eenheid den schoonen naam van "Singvogel" droeg,
betrok het hoofdkwartier.
's Nachts kwamen de Amerikanen (of waren het Engelschen?) naar
men zei, toen wel eens in de kom van het dorp, doch definitieve berichten
hieromtrent staan ons alleen van het Elde ter beschikking.
Dat er af en toe nog wel eens wat geplunderd werd, bewees de
groep van 31 stuks vee, die 11 Oct. de Hoofdstraat passeerde en waarvoor de
veedrijvers in de kelder Geerkens werden gerequireerd. Doch dit was niet het
eerste, want weken tevoren reeds hadden (vooral de Fallschirmjäger) karren vol
varkens en kalveren versjouwd, terwijl paarden en koeien in zoo'n groote mate
waren gestolen, dat het een zeldzaamheid werd, om ‘s morgens bij de
dagelijksche tocht om melk, nog een paard of koe in de weide te zien.
Kaalhoofdigen, vooral onder de kinderen zag men daarentegen
steeds meer, want tot deze maatregel was men door de overbevolking der kelders
en het te langdurige verblijf van vele personen in dezelfde ruimte, toe
overgegaan.
Ook het St. Lidwinagesticht raakte vol en behalve dat het
ziekenhuis (inclusief de gangen) geheel gevuld waren met zieken of gewonden,
verbleven er in en onder het gebouw 512 personen plus ca. 100 kinderen.
En nog steeds kwamen er ontruimingsbevelen, 8 Oct. Houterd,
Elschotscheweg en Hermalen en 15 Oct. Vossenberg en Lieseind. Wel gaven de
meeste betrokkenen geen gevolg aan de mededeelingen, doch iedere keer kwam er
toch weer opschudding onder de menschen en deed er "het gerucht"
meestal nog wat bij.
Met het korten der dagen verergerde ook de nood. Melk werd
steeds schaarscher, het brood werd slechter van kwaliteit, de voorraden raakten
op, er moest een einde komen aan dit leven, doch niets wees hierop.
Bij alle ellende en angst was er één lichtpunt voor het ondergrondsche Schijndel en dat was het weer. Bijna steeds is het in al die bange weken schitterend najaarsweer geweest met veel zon, weinig of geen regen en de gebruikelijke najaarsstormen ontbraken geheel. En al zagen wij dikwijls niet, hoe gul de natuur ons zegende met haar goede gaven, de vele vluchtelingen die in de rustige buurtgemeenten een gastvrij onthaal hadden gevonden, profiteerden er des te meer van. Het getal der vluchtelingen was groot, want naar ruwe schatting waren er in St. Michiels-Gestel 2200 en in Den Dungen 1500 Schijndelaren, die daar onderdak, voeding en kleeding kregen, terwijl een voor hen gehouden collecte in Den Dungen b.v. f 3.500 opbracht.
Als de vallende bladeren in den najaarswind waren de Schijndelaren
verstrooid over alle gemeenten in den omtrek en hoewel deze zelf reeds met
groote moeilijkheden te kampen hadden, is voor hen nooit iets te veel geweest,
wanneer het onze van have en goed verjaagde dorpsgenoten betrof.
Het contact vanuit onze gemeente met hen werd steeds onderhouden
en bijna dagelijks reden de koeriers, natuurlijk op rijwielen met harde banden,
heen en terug, om gevluchten en geblevenen op de hoogte houden.
Het waren geen goede berichten, die zij uit Schijndel konden brengen, want onverpoost joeg de oorlogstorm verder over ons dorp en al zagen zij dan steeds minder soldaten, hun wapenen spraken des te meer.
Behalve de bij het gewone leven hoorende granaten was er nog een
vernietigingsmiddel bijgekomen nl. de "shrapnels", welke in de lucht
uit elkaar sprongen en met hun wijd en zijd vliegende scherven nog meer stukken
probeerden te maken. Doch de stemming bleef ondanks dit alles goed, bijna
iedere kelder, schuilplaats of wat daar voor dienen moest, had of kreeg de
radioberichten, waarop men steeds, om niet te zeggen: "tegen de
verdrukking in" bleef hopen.
Hartelijk werd dan ook gelachen om de frontkrant der hier
gelegerde soldaten, t.w. "Front im Westen", waarin 2 foto's stonden
van SchijndeI, waarvan een van de gedwongen evacuatie met als onderschrift:
"Schijndelsche bevolking vlucht voor haar bevrijders".
Doch ook vele Duitschers namen niet meer alles aan wat hun krant
en radio zei en vooral het tekort aan materiaal gaf hierbij den doorslag. De
verbindingen waren bijna steeds verbroken en op het laatst onderhielden de
patrouilles zich met elkaar door middel van vogelgeluiden.
In den avond van den 17en Oct. brandde het klooster in het
Wijbosch en kreeg de reeds zoo zwaar getroffen Wijbossche toren voor de
zooveelste maal de volle laag.
De geallieerden schenen ook fosforgranaten te gebruiken, want
daags daarna (18 Oct.) was boven de fabriek der fa. Bolsius, die toen doelwit
was, de lucht groen gekleurd.
In eendere
regelmaat volgden de dagen, dan was het hier waar de granaten insloegen en dan
was het daar waar vernieling ontstond, doch
ongelooflijk laag waren de verliezen aan menschenlevens en altijd waren de
slachtoffers zij, die op straat waren.
Maar men kon niet steeds binnenblijven, levensmiddelen moesten
gehaald worden en al werd dit kwantum steeds minder, vooral in de groote
kelders moest men er op uit. Naar Geerkens, waar de
centrale keuken, die dank zij de activiteit van koks, helpers en leiders, prima
bleef functioneeren en waar men gemiddeld voor 1300 personen kookte en naar de
bakkers, die met levensgevaar ons dagelijksch brood, dat ten laatste slechts 1
brood voor 6 personen bedroeg, klaar maakten.
Of de op een der vorige bladzijden reeds vermelde aasgieren, ook
in de tweede helft van Oct. nog als "boden des doods" boven het front
cirkelden, is ons niet bekend, maar wel passeerden nog geregeld vrachtauto's
met grafkruizen in de richting Wijbosch.
In den nacht van
20 op 21 Oct. waren zware ontploffingen te hooren in de richting van Boxtel en
het gerucht, dat dit de bruggen waren, gaf den burger nieuwen moed. Deze werd
nog vergroot door een Duitsche uittocht, al was het dan jammer, dat de "heeren" ook zoo wat alle fornuiskachels
meenamen.
Zouden "ze" doorstoten? was veIer vraag na de gebruikelijke
rozenkransen. Wel was het een vreeselijke nacht, die van 21 op 22 Oct., van 2.30 tot 5 uur was er onophoudelijk zwaar
kanongebulder, maar de morgen van dezen Oct.-Zondag verschilde in niets van de
andere dagen alleen was er zoo'n vreeselijk granaatvuur, dat velen den
dagelijkschen tocht om melk niet aandurfden of halverwege terugkwamen.
Den geheelen dag door bleef dit oorlogsgeweld aanhouden en al
zei de radio dan in zijn laatste uitzending (die wij hooren konden): "dat
het 2e Britsche leger een nieuw offensief begonnen was en wel bij
Schijndel", de vermoeidheid na dien dag was zoo groot, dat men trachtte te
gaan slapen in dien avond van den 22en October, toen de brengers der berichten
ondanks het late uur het rondbazuinden: "Morgen zijn
ZE hier '"
Terug naar Schijndel in de frontlijn