4. Restauraties
Korenmolen De Pegstukken is in zijn bestaan diverse malen gerestaureerd,
telkenmale met het beoogde doel de molen in bedrijf te houden in zijn
oorspronkelijke bestemming. Over de vooroorlogse restauraties is helaas niets
bekend.
De eerste omvangrijke restauratie vond plaats na de oorlog en
werd uitgevoerd door molenmaker W. Adriaens te Weert. Hierbij zijn alle uit de
oorlog voortgekomen gebreken hersteld, zoals het gat in de romp, de gebroken
roede, de kap met bovenwiel, de lange schoor en de korte spruit. Voorts werden
het gehele gaande werk en alle zolders gerepareerd. De restauratie werd geheel
bekostigd door F. de Backer, waarbij hij werd tegemoetgekomen tot een bedrag
van f 5.000,00
door het fonds van oorlogsschade.
Op 5 oktober 1954 wordt door J. de Backer een verzoek ingediend
om subsidie van een bedrag van f 3.374,00, zijnde de kosten van in dat jaar door Adriaens
verrichte werkzaamheden.
In november 1960 wordt een aantal gebreken geconstateerd, naar
aanleiding van het buiten bedrijf stellen van de molen. Er wordt nog wel met
elektrische kracht gemalen in een in de molenberg als aanbouw gecreëerde
werkruimte.
Op 26 januari 1961
wordt een omvangrijke restauratie begroot op een bedrag van f 17.000,15, uit te voeren door molenmaker Coppes te Bergharen,
waarbij onder andere gesproken wordt over het vervangen van het can
Bussel-systeem door fokwieken van Fauël.
Na aftrek van het eerder ontvangen bedrag voor oorlogsschade, gezien de overweging dat bepaalde onderdelen van de restauratie hieruit nog voortvloeien, besluit het Rijk deze restauratie voor 40% (in plaats van 65%) te subsidiëren, waarbij de provincie nog eens 12,8% voor haar rekening zal nemen. 47,2% bleef alsdan te verdelen tussen de gemeente en de eigenaar. De gemeente Schijndel stelde voor dat zij 17,2% bij zou dragen en dat het restant door de molenaar Jan de Backer moest worden betaald. Op 21 maart 1961 meldt Jan de Backer echter dat hij dit niet kan bekostigen en komt de restauratie op losse schroeven te staan en gaat uiteindelijk niet door. Misverstand in deze kwestie was overigens ook nog dat de gemeente Schijndel veronderstelde dat de Backer niet voor subsidie in aanmerking zou komen, omdat het bedrijf reeds enige tijd gestaakt was en alleen voor in bedrijf zijnde molens subsidie werd verstrekt.
Na overname door de gemeente wordt in 1968 opnieuw een
restauratieplan opgesteld, door molenmaker Doornbosch te Adorp (Gr.), ten
bedrage van f 45.000,-. In 1970 wordt gestart met deze restauratie, waarbij
naast nieuwe mankementen ook de gebreken die reeds in 1960 werden gesignaleerd,
worden gerestaureerd. Het van Bussel-plaatwerk werd niet vervangen door
fokwieken, maar door Oud-Hollandse ophekking.
Voorts werden onder andere de volgende zaken vernieuwd/gerenoveerd:
twee nieuwe roeden, twee deuren, twee lange schoren, kapbedekking,
roosterhouten in kap, roostervloeren, lui- en steenzolder, baard, kruilier,
staartbalk.
Op 24 september 1971, na afronding van deze restauratie, verleent
het Rijk een subsidie van 65% ten behoeve hiervan. De provincie zou bijdragen
voor 10%, zodat voor de gemeente 25% resteerde. Hierbij wordt opgemerkt dat het
eindbedrag f 62.271,70
was, en derhalve de begroting met
f 17.271,70 werd overschreden.
f 60.530,90 waren voor de
molenbouwkundige werkzaamheden en f 1.740,80 voor het aanleggen van een bliksemafleidingsinstallatie.
Eind 1972 worden door bouwbedrijf Timmermans - van der Heijden uit Schijndel de inrit alsmede het toegangsgewelf volledig vernieuwd. Hiervoor is de oude toegang volledig afgebroken en opnieuw opgetrokken. Het voegwerk van de romp wordt hersteld, alsmede het metselwerk van de voormalige motorrnaalderij aan de achterzijde van de molen, waarin tevens een toilet wordt aangebracht.
Een en ander geschiedt tegen een bedrag van f 37.981,38, als volgt verdeeld: f 22.320,- voor de toegangpartij, f 7.680,voor
het herstel van de aanbouw, f 1.842,00 voor het herstel aan het voegwerk en f 1.475,- voor het aanbrengen van de
toilet (plus f 4.664,38 BTW).
De subsidie met betrekking tot de eerste twee posten moet worden doorgeschoven naar het jaar 1976. Het voegwerk wordt onmiddellijk als 65% subsidiabel aangemerkt, terwijl het toilet niet voor subsidie in aanmerking komt.
In november 1972 wordt voor een bedrag van f 1.556,- een koppel stenen van de steenzolder verwijderd om in de nieuw
aangebrachte entree te worden ingemetseld.
In augustus 1973 worden nieuwe zeilen geleverd (katoen doek).
Op 16 mei 1983 wordt door molenmaker Adriaens te Weert een
begroting opgesteld voor een restauratie ten bedrage van f 32.922,-. Op 11 juni 1983 wordt aan
hem opdracht verstrekt de restauratie uit te voeren,
onder andere omvattende: verwijderen en opnieuw voorzien van hekwerk en
voorzomen, nieuwe ijzerbalk, nieuwe luitafel, reparatie kruibok, nieuwe vloerdelen
kap-, lui- en maalzolder, afdekken lange spruit, stellen van de windpeluw. Ondanks
het verzoek om nu alsnog fokwieken aan te brengen en het hieromtrent door B
& W uitgebrachte advies, wordt hiervan toch afgezien door het
gemeentebestuur. De restauratie zelf werd in 1984 in onderaanneming uitgevoerd
door molenmaker Firma van Beek te Rijnsaterwoude, in opdracht van Adriaens.
In september 1985 is in het bovenwiel een 40-tal nieuwe beuken
kammen geplaatst en is het bovenwiel opnieuw om de as bevestigd. Tevens zijn de
windpeluw en de penbalk gesteld.
Als laatste belangrijke vermeldenswaardige restauratie-onderdeel
is in 1987 een nieuwe lange schoor aangebracht en is in 1993 de kruivloer
geheel hersteld.